Klokken hebben tot op vandaag de functie om de tijd aan te kondigen. Vandaag geven zij met hun uurslagen vanuit kerktorens en belforten het uur aan, meer duizend jaar geleden luidde de klokken van kloosters en abdijen de werk- en gebedstijden in. Zo schrijft Benedictus van Nursia (480-547) in zijn regel over de klok als teken (signum) die het gebedsuur aankondigt:
Op het uur van het koorgebed legt ieder, zodra hij het teken gehoord heeft, alles neer wat hij onder handen heeft, en haast zich met spoed er naar toe.
De klok diende ook om de monniken ’s morgens te wekken. Benedictus raadt zijn monniken aan om, na het luiden van de ochtendklok, om in alle waardigheid en bescheidenheid toch zo snel mogelijk op te staan en “elkaar voor te zijn”.
De dag werd ingedeeld in acht delen voorafgegaan door een gebed: matten, lauden, primen, tertsen, sexten, nonen, vespers en completen. Er werd in de vroege middeleeuwen dus best wel wat afgeluid.
Over kruistocht- en turkenklok
Klokken kregen doorheen de eeuwen soms ook een symbolische betekenis die het aankondigen van werk- en gebedstijden oversteeg. Zo waren er bijvoorbeeld klokken die werden geluid om dreigend onweer af te weren. Er wordt beweerd dat paus Urbanus II (1043-1099) in 1095 alle gelovigen opriep om bij het luiden van de avondklok, te bidden voor het welslagen van de eerste kruistocht, maar bronteksten om dit te staven ontbreken. Wat wel vaststaat is dat vier eeuwen later, na de val van Constantinopel, paus Callixtus III (1378-1458) de middagklok laat luiden zodat de opmars van de Ottomanen door gebed zou stopgezet worden: om die reden werd de middagklok ook wel de turkenklok genoemd. Nadat de Ottomanen bij de slag van Belgrado in 1456 werden verslagen bleef de klok nog een tijdlang luiden om deze overwinning te herdenken. Vandaag verbinden we klokken vaak met vrede, maar de geschiedenis leert ons dat ze soms ook werden ingezet als propagandamiddel voor minder vredelievende doelen. In ieder geval begon de driedeling ’s ochtends, ’s middags, ’s avonds meer en meer op de voorgrond te treden.
Franciscaanse wortels van de Angelusklok
Nadat Franciscus in 1219 uit Egypte terugkeert is hij diep geïnspireerd door de wijze waarop moslims bidden. Hij schrijft een eigen variant op de 99 namen van Allah, zijn bekende Lofzang op de Allerhoogste. Daarnaast wil hij ook, zoals de moslims doen, christenen oproepen tot gebed. In zijn brief aan de stadbestuurders schrijft hij:
En bewijs de Heer onder het volk dat u is toevertrouwd zoveel eer, dat iedere avond door een oproep of een ander teken (signum) het tijdstip aangekondigd wordt waarop de almachtige Heer God door het hele volk lof en dank gebracht moet worden.
In zijn brief aan de custoden spreekt Franciscus (1181-1226) dezelfde wens uit, maar heeft hij het specifiek over klokkengelui (pulsantur campanae). Franciscus heeft het wel uitdrukkelijk over een oproep om God te loven en niet over mariale gebeden. Twee andere franciscanen hebben deze oproep tot gebed toegewijd aan Maria.
Volgens verschillende bronnen zou de franciscaan Benedetto Sinigardi van Arrezzo (1190-1282) na zijn terugkeer uit het Heilig Land een fervente voorstander zijn geweest van een gebed ter ere van het bezoek van de engel Gabriël aan Maria. Het gebed begon met de gekende woorden Angelus Domini annuntiavit Mariae. Paus Johannes Paulus II (1920-2005) bezocht in 1993 het graf van Sinigardo en roemde de plaats als oorsprong van het Angelusgebed.
De generaal van de franciscanen, Bonaventura (1221-1274) spoorde op het kapittel van Pisa in 1263 zijn medebroeders tot het bidden van drie weesgegroeten bij het luiden van de avondklok. Dit gebruik verspreidde zich heel snel via het franciscaanse netwerk van kloosters.
Op het generaal kapittel in Pisa werd vastgesteld dat de monniken in de prediking het volk zouden overtuigen om de Moeder Gods Maria een paar keer te begroeten bij het luiden van de completenklok, omdat het de mening is van sommige plechtige mensen dat op dat uur Maria werd begroet door de engel.
Dit zou de oorsprong zijn van het Angelus-gebed dat sinds de 16e eeuw ’s morgens, ’s middags en ’s avonds wordt gebeden. Vanaf de 17e eeuw kreeg het Angelus-gebed zijn definitieve vorm zoals we het vandaag nog kennen.
Angelusgebed – vredesoproep
De franciscaanse wortels van het Angelusgebed kaderen het gebed in een verbindende en open grondhouding. In dialoog met de islamitische oproep tot gebed roept het Angelusgebed op om een God te loven die ons, zoals Maria, uitnodigt om ‘ja’ te zeggen tegen het goede en het goede ontvangt om het terug- en door te geven en die ons, zoals Franciscus, tot vrede uitdaagt.
Bronnen:
BENEDICTUS, Regel voor monniken. 2007. (http://www.intratext.com/X/DUT0023.HTM)
FRANCISCUS VAN ASSISI, De Geschriften. Gottmer, 2004
KUMKA, E., Il capitolo generale di Pisa 1263. Decreti e significato. in: Miscellanae Francescanae. 115 (2015) III-IV, pp. 307-317.
MEREDITH, J. G., Angels and the Order of Heaven in Medieval and Renaissance Italy. Cambridge University Press 2014.
PESCALI, P., Il custode di Terra Santa, ADD Editore, 2014.
ROMBOUTS, L., Zingend Brons. Davidfonds, Leuven, 2010.
SCHAUERLE, H., Angelus Domini, in: Lexikon der Marienkunde, Regensburg, 1967.